Als we na gaan denken over de doop in het nieuwe Testament dan gaan we beginnen bij de grote opdracht die Christus gaf aan Zijn discipelen.
We vinden deze in:
In deze teksten zien we de opdracht van Jezus aan Zijn discipelen.
En dit is cruciaal om mee te beginnen.
Er was een eerste en er is een tweede verbond.
Het eerste verbond was geldig tot de dood en opstanding van Christus, en daarna werd het tweede verbond van kracht.
We lezen hiervoor:
Dus, na de dood van Christus werd het nieuwe verbond van kracht. En dit nieuwe verbond was anders dan het eerste verbond. De intrede in het tweede verbond is niet identiek aan het eerste verbond.
Met deze informatie gaan we naar Handelingen 2.
Daar zien we de eerste uitvoering van de opdracht, gegeven aan de discipelen.
Handl. 2: 37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders?
Handl. 2: 38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Handl. 2: 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
Handl. 2: 40 En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.
Handl. 2: 41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Handl. 2: 42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
Handl. 2: 43 En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.
Handl. 2: 44 En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk;
Handl. 2: 45 en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden;
Handl. 2: 46 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten,
Handl. 2: 47 en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
In deze passage zien we een aantal belangrijke zaken.
De preek: Christus.
Petrus had een preek gehouden. (Vers 14- 36) Hij had gesproken over de Christus.
Petrus had gesproken over hun schuld. Petrus deed wat Christus hun had bevolen, predik het evangelie, maak discipelen van alle mensen.
Een discipel is een leerling.
Het resultaat: In het hart getroffen.
En zo zien we dat de mensen op deze Pinksterdag geraakt worden in hun hart.
Ze worden in hun hart geprikkeld. Zij werden in hun hart getroffen.
Wat betekent dit woord?
Getroffen:
2660 kata’nusso
1) doorstéken, doorbóren
2) metaf. zijn hersens pijnigen, diep onder de indruk zijn
2) specifiek het gevoel van smart
In dit woord zien we hoe ze geraakt waren in hun hart, ze waren overtuigd dat ze schuldig waren.
Ze geloofden deze boodschap.
De vraag: Wat moeten wij doen mannen broeders?
En zo zien we dat de vraag gesteld gaat worden, nadat hun hart doorboort was, doorboord van kennis dat zij de Christus hadden gekruisigd en hun zonde.
Wat moeten wij doen?
Dit is de belangrijke vraag. Dit is de belangrijke vraag voor ons.
Het antwoord: Bekeer uzelf.
Wat betekent dit precies?
Wat is bekering?
We gaan daar zo dadelijk meer over zien in deze studie.
Het verdere antwoord: En een ieder van u laten zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden.
In deze woorden zien we twee zaken.
1) Al deze mensen moesten gedoopt worden en 2) ze moesten gedoopt worden met als reden, de vergeving van zonden.
Wat gebeurde er die dag? Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Wat zien we dan?
Een ieder die het woord aanvaardden, die lieten zich dopen.
En op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Met andere woorden, 1) de doop was dezelfde dag, en 2) de doop was en toevoeging.
Wat voor soort toevoeging was dit?
Waaraan werden ze toegevoegd?
Aan wat werden deze toegevoegd? En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
Hier zien we dat deze mensen toegevoegd werden aan de kring die behouden werden.
Aan de gemeente werden ze toegevoegd.
Dus, ze waren behouden op het moment dat ze 1) tot geloof kwamen, 2) tot bekering kwamen en 3) tot de doop kwamen.
Heb 11: 1 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
Heb 11: 2 Want door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven.
Heb 11: 3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.
Heb 11: 4 Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kain; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.
Heb 11: 5 Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want voordat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest;
Heb 11: 6 maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.
Hier wordt gesproken over wat geloof is.
Het is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Ook vinden we hier dat er geschreven staat dat het zonder geloof onmogelijk is Gode te behagen.
Door het geloof in Hem vinden wij een relatie met Hem.
De eerste stap. Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
Het geloof is een zekerheid voor wat we hopen.
Geloof heeft te maken met zaken die we niet zien maar wel hopen.
We geloven in God, ondanks dat we Hem niet zien.
We hebben wel het bewijs in de schepping, natuur, die ons laat zien dat er een ontwerper is, maar we kunnen de ontwerper niet zien.
Een tweede stap: Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.
In deze woorden zien we dat de huidige wereld ontstaan is door God.
Hetgene dat zichtbaar is is geschapen, en wat geschapen is is niet voortgekomen uit het zichtbare.
God is de schepper.
De derde stap: Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kain; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was.
In deze woorden zien we dat Abel een offer bracht, en dat werd geaccepteerd.
Hoe bracht hij dit? Door het geloof.
Wij brengen ook offers, en deze offers moeten gebracht worden in geloof.
Niet alle offeranden zijn acceptabel voor God.
Alleen de offers die gebracht worden naar Zijn wil.
Een vierde stap: Maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.
Hier zien we een cruciale sleutel.
Geloof is cruciaal. Geloof is de motor van het nieuwe leven.
Bekering is het proces waar een zondaar zich tot God keert, samen met een verandering van leven en wandel.
Zijn leven krijgt nu een andere indeling, zijn leven krijgt een ander doel. Hij zal zijn leven gaan leiden in het licht van Gods woord.
Het houdt een re-orientatie in over het leven wat geleefd is. Realiserend dat dit een zondig leven was, keert men zich nu tot God en volgt Hem.
Luk 3: 7 Hij sprak dan tot de scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?
Luk 3: 8 Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.
Luk 3: 9 Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.
Luk 3: 10 En de scharen vroegen hem, zeggende: Wat moeten wij dan doen?
Luk 3: 11 Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo.
Luk 3: 12 Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen en zij zeiden tot hem: Meester, wat moeten wij doen?
Luk 3: 13 Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is.
Luk 3: 14 En ook die in krijgsdienst waren, vroegen hem, zeggende: En wat moeten wij doen? En hij zeide tot hen: Plundert niemand uit en perst niets af en weest tevreden met uw soldij.
Door deze tekst heen worden we bekend met het principe van bekering.
Er wordt gevraagd om vruchten die aan de bekering voldoen.
Dus bekering is de verandering in ons leven, die gepaard moet gaan met vruchten.
Het is een totale levensverandering die voortkomt uit de overtuiging dat God is.
Luk 13: 1 Terzelfder tijd kwamen enigen tot Hem met het bericht over de Galileeers, wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had.
Luk 13: 2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileeers groter zondaars waren dan alle andere Galileeers, omdat zij dit lot hebben ondergaan?
Luk 13: 3 Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
Luk 13: 4 Of meent gij, dat die achttien, op wie de toren bij Siloam viel en die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in Jeruzalem wonen?
Luk 13: 5 Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
Luk 13: 6 En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand bezat een vijgeboom, die in zijn wijngaard was geplant, en hij kwam om vrucht daaraan te zoeken en vond er geen.
Luk 13: 7 En hij zeide tot de wijngaardenier: Zie, het is nu al drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgeboom kom zoeken en ik vind ze niet. Hak hem om! Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan?
Luk 13: 8 Hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij brengen,
Luk 13: 9 en indien hij in het komende jaar vrucht draagt, dan is het goed, maar anders, dan moet gij hem omhakken.
In deze woorden van Jezus zien we hoe essentieel de bekering is.
Ieder moet zich bekeren.
En in de tweede plaats zien we in de gelijkenis hoe God een God van liefde is, maar we horen onszelf ook te bekeren.
2 Pet. 3: 9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.
Luk 19: 1 En Hij kwam Jericho binnen en ging erdoor.
Luk 19: 2 En zie, er was een man, Zacheus geheten, die oppertollenaar was, en hij was rijk.
Luk 19: 3 En hij trachtte te zien, wie Jezus was, en slaagde er niet in vanwege de schare, want hij was klein van gestalte.
Luk 19: 4 En hij liep hard vooruit en klom in een wilde vijgeboom om Hem te zien, want Hij zou daarlangs komen.
Luk 19: 5 En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zeide tot hem: Zacheus, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven.
Luk 19: 6 En hij kwam vlug naar beneden en ontving Hem met blijdschap.
Luk 19: 7 En toen zij het zagen, morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan om zijn intrek te nemen.
Luk 19: 8 Maar Zacheus ging staan en zeide tot de Here: Zie, de helft van mijn bezit, Here, geef ik de armen, en indien ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.
Luk 19: 9 En Jezus zeide tot hem: Heden is aan dit huis redding geschonken, omdat ook deze een zoon van Abraham is.
2 Kor. 7: 8 Want al heb ik u door mijn brief bedroefd, ik heb er geen spijt van. Mocht ik er spijt van gehad hebben, ik zie, dat die brief u, indien al, dan toch slechts tijdelijk bedroefd heeft;
2 Kor. 7: 9 thans verblijdt het mij, niet, dat gij bedroefd zijt geworden, maar dat de droefheid u tot inkeer heeft gebracht; want gij zijt bedroefd geworden naar Gods wil, zodat gij generlei nadeel van ons hebt geleden.
2 Kor. 7: 10 Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood.
2 Kor. 7: 11 Want zie toch, wat juist deze ervaring van droefheid naar Gods wil u gebracht heeft: welk een ernst, meer nog, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt in allen dele doen blijken, dat gij zuiver stondt in deze zaak.
Er was zonde in het leven van de leden van de gemeente in Korinthe en Paulus moest daar wat van zeggen.
In de eerste brief had hij hun daarmee geconfronteerd en dat had wel verdriet en droefheid bij hun teweeggebracht. Ze werden geconfronteerd met zonde in hun leven en Paulus had daar geen woorden voor.
Maar hun droefheid en verdriet was een droefheid en verdriet tot bekering.
Dus ondanks het feit dat de woorden van Paulus moeilijk waren, waren ze goed geweest omdat het goddelijke bekering teweeg had gebracht.
Laten we de vruchten eens bekijken volgens deze tekst.
Ernst, ernstig:
Om de zonde uit hun midden weg te halen en een naarstigheid om het goede te doen.
Een verandering van levensstijl, een begeerte om het goede te doen, werd vanaf nu het doel in hun leven.